Het overwicht van de Sovjet-Unie in het schaakjaar 1955, zoals gisteren beschreven, beperkte zich niet alleen tot de hoofdtoernooien. Het junioren wereldkampioenschap werd in de zomer van 1955 gehouden in Antwerpen, van 21 juli t/m 9 augustus. Het toernooi bestond uit twee fasen: eerst een voorronde met drie poules van acht spelers waarin iedereen een keer tegen elkaar speelde, daarna een herindeling op basis van de resultaten. Een finalepoule met tien spelers en een ‘categorie overig’ met de resterende 14 spelers. De 18-jarige Boris Spassky haalt 7 uit 7 in de voorronde en 8 uit 9 in de finalepoule. Met dit resultaat is hij de derde jeugdwereldkampioen. Zo waren in dat jaar zowel de wereldkampioen (Botwinnik) als de jeugdwereldkampioen (Spassky) afkomstig uit de Sovjet-Unie.
Sterker nog, van 1937 (Aljechin) t/m 1972 (Spassky) kwamen de wereldkampioenen uit dat land. De man, die eigenhandig aan deze hegemonie een einde maakte door in 1972 van Spassky te winnen, zette in 1955 zijn eerste stappen in de georganiseerde schaakwereld. De 12-jarige Bobby Fischer speelt in mei ‘55 zijn eerste US Chess Federation toernooi. Een maand later speelt hij mee in een toernooi in Washington Park, New York. In diezelfde maand (juni) gaat hij voor het eerst naar de Manhattan Chess Club, waar hij als junior lid van wordt. De rest is geschiedenis.
—
@davidllada / Douglas Griffin (Twitter)