Dit artikel begint bij de Schaak-off, eerder dit seizoen. Henri Boulogne is een van de deelnemers. Hij is al vaker op de club geweest en heeft de onofficiële status ‘Vriend van MSK’. Geen lid, maar wel een graag geziene gast. Zo won hij samen met zijn kleinzoon Eli een paar jaar geleden het (groot-) ouder-kind schaaktoernooi na een bloedstollende finale. Nu speelt hij in de hoogste groep en treft hij sterke tegenstanders: Jarno, Bob en Thomas. Henri pakt nog wel wat punten, maar de groepsoverwinning is voor Bob. Zelf speel ik niet mee, ik verzorg de wedstrijdleiding.
Een week later speel ik zelf wel mee bij de buren van BSG Bussum die ook een ronde van de Schaak-off organiseren. Het zit mee, ik win zowaar mijn groep en mag naar de SGS finale in Utrecht. Lang verhaal kort: daar win ik mijn groep niet, maar mag ik wel een schaakboek meenemen: Mijn Schaken van Hans Ree. En hier komt Henri weer in beeld.
In het boek, een verzameling van losse artikelen, beschrijft Hans Ree het schaken in het Amsterdamse studentenleven aan het begin van de jaren ’60. De bezoekers van schaakcafés worden besproken, zoals Kick Langeweg en de Indonesiër Tan Hoan Liong, die in 1961 kampioen van Nederland werd. En ook Henri behoorde met Hans Ree tot de vaste bezoekers. Ik citeer uit het boek: “Zijn belangrijkste bijdrage (van Henri, ed.) aan het Nederlandse schaak was dat hij geld wist te verzamelen voor een Nederlands team dat in 1960 naar de studentenolympiade in Leningrad ging. Tan speelde daar schitterend, 10 uit 13 aan het tweede bord, achter Langeweg”. Andere spelers van het Nederlandse team: Henry van Oosterom, Coen Zuidema, Nico Englander en Henri Boulogne.
Toen ik dit las, realiseerde ik mij dat Henri ook wel eens gehint heeft op een deelname aan een sterk internationaal toernooi. Ik besluit om te kijken wat er verder nog aan informatie beschikbaar is over deze studentenolympiade en om Henri te benaderen om zijn verhaal te horen.
Bij hem thuis aan tafel vertelt hij dat hij weet dat Hans Ree over hem geschreven heeft, evenals Tim Krabbé. Ik geef hem het boek en haal het citaat aan. Hoe is dat in zijn werk gegaan? Henri vertelt over de plannen om deel te nemen, het gebrek aan geld voor de reis, de pogingen om een sponsor te vinden die uiteindelijk via Berry Withuis (de schrijver van o.a. ‘Jeugdschaak’ met de leerstof voor het Pionnen-, Toren- en Koningsdiploma) wordt gevonden. Op de ambassade van de Sovjet-Unie in Den Haag kan, na lang wachten, het benodigde geld worden opgehaald. Het team reist per trein naar Leningrad, het huidige St.Petersburg. Via een overstap in Warschau bereikt men het land van bestemming. De trein kent maar liefst zes klassen. Gedurende de reis wordt volop geschaakt.
In Leningrad worden de spelers met alle egards behandeld. De overnachtingen in hotels zijn geregeld, evenals het vervoer van en naar de imposante speelzaal van het Jonge Pioniers Paleis. Er doen 14 landenteams mee, waarvan er inmiddels een aantal niet meer bestaan: België, Bulgarije (titelhouder), Tsjecho-Slowakije, Finland, de Duitse Democratische Republiek (DDR), Groot-Brittannië, Nederland, Hongarije, Mongolië, Roemenië, Zweden, de VS, de Sovjet-Unie (USSR) en Joegoslavië. Acht van deze landen waren in die tijd communistisch, zeven behoorden tot het Warschau Pact. Met wat verbeeldingskracht is dit een jeugd ‘Oost tegen West’.
Het Britse studententeam ging in de eerste rondes aan de leiding. Ze speelden tegen België, Finland en Hongarije en behaalden 10 van de 12 mogelijke punten. Maar toen ze aantraden tegen de sterke teams van de Sovjet-Unie (met Boris Spassky op bord 1, die eerder dat jaar o.a. het sterke toernooi in Mar del Plata had gewonnen samen met Bobby Fischer) en de Verenigde Staten (zie de foto links van Chess Review, op weg naar Leningrad, met William Lombardy op bord 1), leden ze een zware nederlaag. In de vijfde ronde was er een hard gevecht tussen de USSR en Joegoslavië waarin het Sovjet-team met de kleinst mogelijke marge won. Na die vijfde ronde ging het jonge team van de Verenigde Staten aan de leiding. In de zesde ronde zorgden de Joegoslavische studenten echter voor een sensatie door het team van de Verenigde Staten met 3½ tegen ½ te verslaan. De Sovjetstudenten namen toen de leiding weer over van de VS en in de daaropvolgende rondes streden deze twee teams om de heerschappij. Joegoslavië volgt in hun spoor. Na zeven ronden staat Nederland knap gedeeld 4e, samen met Groot-Brittannië, DDR, Bulgarije en Tsjecho-Slowakije (met Kavalek op bord 3). Tot dan toe is er gewonnen van Finland (3-1), Bulgarije (2,5-1,5) en Zweden (3,5-0,5), gelijkgespeeld tegen Hongarije (2-2) en verloren van Sovjet-Unie (1,5-2,5), VS (0-4) en Tsjecho-Slowakije (1-3).
Het toernooi is over de helft als non-playing captain Henri in ronde 8 zijn eerste zetten op het bord mag doen. Op bord 4 gaat hij de strijd aan tegen Paul Joita uit Roemenië, die hem tijdens de partij voortdurend indringend toekijkt.
Hoe Henri zijn 2e partij speelde, wordt in een volgend artikel verteld.